Het gestolen Paneel van het Lam Gods
Een belangrijke twistvraag
HEEFT HUYBRECHT VAN EYCK BESTAAN ?
Door den diefstal van een paneel van het Lam Gods komt natuurlijk ook weer de kwestie van het bestaan van Huybrecht van Eyck op den voorgrond. Onze lezers weten dat, op den rug van de luiken een Latijns kwatrijn of vers van vier regels staat, volgens hetwelk Huybrecht van Eyck, de eerste van alle schilders, het werk zou gemaakt hebben, dat voltooid werd door zijn broeder Jan. Over dat kwatrijn is veel geschreven geworden. De echtheid ervan wordt geloochend, o.a. door dr. Lyna uit Brussel en door den h. Emile Renders, uit Brugge. Deze laatste beweert zelfs dat, het bestaan van Huybrecht een legende is: hij wordt daarin gesteund door den Duitschen kunsthistorikus Friedlander. die in het hele werk maar één hand, een geest kan onderscheiden.
Hierdoor zou dan de stelling vervallen. bijgetreden o.a. door de kunstgeleerde Weale, Hulin de Loo, dr. Fris, dat de twee broeders aan het veelluik werkten; deze geleerden weten zelfs te bepalen wat door Huybrecht en wat door Jan werd geschilderd. Het gestolen paneel zou dan van Huybrecht zijn.
De stelling van den h. Rendens wordt nu echter op haar beurt bestreden, aa. door prof. Dr. Faider uit Gent, die zijn studie heeft laten verschijnen in “La Revue d’ Histoire et de Philologie”.
“Zoodat het nu nog altoos niet is geweten wie de waarachtige maker is van een van de schoonste schilderstukken ter wereld ! Eigenlijk komt het er, voor ons, niet zeer op aan te weten wie de maker is, al kan die wetenschap helpen om den zin van het werk dieper te doorgronden: het komt er vooral op het werk zelf aan. Jammer dat dit nu geschonden is.“
DE PANEELEN MET “ADAM” en “EVA”
In sommige bladen is de reproduktie van het Lam Gods verschenen, niet zooals het werkelijk is, maar met de paneelen van Adam en Eva overschilderd. Zij huldigen aldus de opvatting welke anderhalve eeuw geleden nog zich deed gelden, nl dat die naakte beelden niet passen.
Wij hebben op die opvatting gewezen en hoe, volgens de traditie, Jozef II bij een bezoek aan Sint-Baafs in 1781 zich over die naaktbeelden hebben beklaagd.
In zijn “Bijdragen tot de Geschiedenis en de oudheidkunde van Vlaanderen” weerlegt Alfons Van Werveke die bewering; Jozef II had te veel kunstgevoel om zich aldus aan te stellen. Het schijnt volgens tijdgenooten dat, dat hij allen, met scherts, aan de kannuniken gevraagd of die figuren hen niet hinderden. De geestelijken hadden daarin een verwijt gezien en lieten de paneelen verwijderen Volgens Norbert Cornelissen zouden die paneelen, tot zelfs vóór de Franse bezetting in 1794, nog aan het veelluik bevestigd zijn gebleven.

Het blijkt dus wel dat het geval met Jozef II verzonnen is. A. Van Werveke meent dat de legende na 1814 is ontstaan en door Lieven Bast voor het eerst werd te boek gesteld. Niemand die gezond van geest is kan in de bedoelde figuren iets zien dat aanstoot geeft. Zij zijn zeer kuis, edel en eerbaar. « Als de verbeelding, schreef Norbert Cornelissen terecht in 1817, er door wordt geschokt van lieden, die te licht naar het kwade overhellen, zullen die menschen, meenen wij alles zien wat zij willen, door de vijgenbladeren van de Van Eyck’s en van de floersen, die men er over wil leggen.
Opzoekingen nabij Ath
NAAR AANLEIDING VAN EEN NAAMLOOZEN BRIEF
De rechterlijke politie van Parijs heeft den chef van de rechterlijke politie te Brussel mededeeling gedaan, van een naamloozen brief in verband met den diefstal van een paneel uit het Lam Gods. Deze brief zegt o.m. dat het gestolen schilderij zich bevindt tusseen Arbre en Atre, nabij Ath. De juiste plaats wordt niet aangegeven en ook wordt niet gezegd waarom het schilderij zich juist op deze plaats zou bevinden. Niettemin heeft de rechterlijke politie het noodig geoordeeld opzoekingen te doen. Zaterdagmorgen werd hiertoe overgegaan op de genoemde plaats. Op den middag echter had dit nog tot niets geleid. De politie blijkt allerlei andere aanwijzingen te krijgen, ook van wichelroedezoekers en andere grappenmakers, die beweren te weten waar het schilderij zich bevindt, doch deze aanwijzigen leidden natuurlijk tot niets.
HET “LAM GODS” IN DEN OORLOG
Wij hebben medegedeeld dat het “Lam Gods” in den oorlog buiten de kerk veilig was geborgen in een door slechts enkelen bekende plaats.
Deze plaats was van 1 September 1914 tot Februari 1918, aldus schrijft “Het Volk”, de woning van den h. Ivo de Vreese, gewezen klerk van de Koninklijke Vlaamsche Akademie. De h. De Vreese betrok toen, in de Lange Steenstraat, het pand nummer 8, waar de huishoudschool is ondergebracht. Tusschen een bijgebonw van de woning en den tuin, was een donkere, buiten gebruik gestelde gang. Daar werd het centrale paneel, met het Mystieke Lam en God den Vader ondergebracht, terwijl alleen Mevr De Vreese thuis was. Het werk was er heengevoerd geworden op een stootwagen. in twee kisten, onder houtschaafsel en ijzer verborgen.

Bij het werk waren aanwezig Frans Coppejans, kunstschilder Hendrik Coppejans, glasschilder Karel Coppejans, kunstsmid en Joz. Cornelis, beeldhouwer. Kanunnik Van den Gheyn kwam af en toe het werk nazien. De ingang werd toegemetseld. De nieuwe muur werd gekalkt en verder gekamoefleert.
“De Duitschers deden herhaaldelijk opzoekingen naar het Lam Gods, maar tevergeefs. Toen echter, aanvang 1918 alle scholen door de Duitschers werden bezet bracht men het kostbare tafereel naar een andere verborgen schuilplaats over.“
Onderzoek in een verlaten steengroeve
HET DOOR DE POLITIE GEVOLGDE SPOOR ZOU ERNSTIG ZIJN
Het schijnt, dat het door de politie te Asbres en Ath gevolgde spoor, in verband met den diefstal van het paneel van «Het Lam Gods», vrij ernstig is. Zooals gemeld, werd door de Parijsche politie van een onbekende een stadstelegram ontvangen, waardoor de politie op het betreffende spoor werd gebracht. De Belgische politie heeft onmiddellijk een uitgebreid onderzoek ingezet, dat wel eenige belangwekkende uitkomsten heeft opgeleverd. Naar aanleiding van de door de rechterlijke politie te Bergen ontvangen aanwijzingen, is besloten een onderzoek in te stellen in een verlaten steengroeve waarin het gestolen schilderij zou zijn geworpen. Een opmerkenswaardig feit is, dat Maandag op het kasteel van Ormeignies, niet ver van de in het telegram opgegeven plaats, een veiling van oude schilderijen en oude meubelen heeft plaats gehad, ‘Verschillende Fransche kooplieden in oudheidkundige voorwerpen waren op deze veiling aanwezig. Ook werden op dien dag vreemde automobilisten gezien, die blijkbaar er op uit waren eenige antieke voorwerpen te koopen.‘ Men heeft ernstige reden om aan te nemen, dat de afzender van het bewuste telegram zich Maandag in de genoemde streek bevond. Waarschijnlijk heeft hij daar verdachte uitlatingen gehoord, waarom hij de politie op de hoogte wilde stellen.